Over toneellezen

Toneellezen.nl is een initiatief van Lizzy Wakefield en haar vader Marten Knip.

Het belang van leesvaardigheid

Uit het driejaarlijkse OESO-onderzoek PISA (Programme for International Student Assessment) bleek in 2018 dat de leesvaardigheid van Nederlandse leerlingen van 15 jaar sterk verminderd was t.o.v. het onderzoek van 2018. Stichting Lezen vermeldt in de Leesmonitor van 2021 dat kinderen naarmate ze ouder worden steeds minder gaan lezen. Op school lezen kinderen iets meer dan thuis. 

Psycholoog Keith Stanovich deed veel onderzoek naar processen van taalverwerving en taalachterstand. Hij constateerde dat  kinderen die vroeg leren lezen als ze ouder zijn sneller moeilijker teksten kunnen lezen en begrijpen. Jonge kinderen die niet goed leren lezen, bouwen een levenslange achterstand op m.b.t. alle leerprocessen. Dat komt doordat kinderen die minder makkelijk leren lezen ook minder gaan lezen en hun achterstand vergroten. De kloof tussen deze kinderen en leeftijdgenoten die wel goed leerden lezen wordt steeds groter. In hun latere opleidingen en later ook in hun werk zal de achterstand van de kinderen in sociaal en economisch opzicht tot uiting komen. Dit wordt het ‘Mattheus-effect’ genoemd (een sociologische term van Robert K. Merton).

Wat is Toneellezen?

Recent onderzoek wees uit dat lezen op school in heterogene leesgroepen (leerlingen van verschillende niveaus) het beste is. Toch wordt er vaak in homogene groepen gelezen, waardoor dus het Mattheus-effect kan optreden.

Lizzy constateerde dit het afgelopen schooljaar (2020-2021) en vroeg haar vader Marten verhalen te schrijven in dialoogvorm en samen startten zij vervolgens www.toneellezen.nl. Ze kiezen bewust voor rollen met meer en minder tekst en ook variërend in moeilijkheidsgraad. Zo is er voor iedere leerling een passende rol, een unieke leermogelijkheid en daardoor uitdagend. 

Voorafgaand aan het lezen en eventueel ook nog erna worden voor de leerlingen onbekende woorden uit het verhaal doorgenomen en besproken. Goed dus voor de woordenschatopbouw. Daar zitten bijvoorbeeld namen van wereldsteden bij, en woorden als ‘sterrenstelsel’. De verhalen prikkelen de fantasie van de kinderen, Ze krijgen daardoor ook (meer) plezier in lezen en raken intrinsiek gemotiveerd om dat te gaan doen. 

Ook raken ze aan vakken als Mens en Natuur en Wereldoriëntatie. Ze passen dus bij de huidige trend van vakoverstijgend werken en toekomstgericht onderwijs.

De kinderen vinden samen lezen erg leuk. Sommigen lezen de verhalen ook thuis, met (groot)ouders, broers en zussen. 

Hoe werkt het?

De klas wordt in groepjes verdeeld. In elk groepje leest een aantal kinderen de tekst van hun rol voor, de anderen luisteren. De leerkracht loopt rond en kijkt hoe de jonge acteurs en hun publiek het doen. Na afloop bespreekt de leerkracht met de leerlingen hoe het gegaan is. Daarbij worden o.a. de woorden en begrippen die moeilijk worden gevonden, besproken. 

Aandachtspunt: het is belangrijk dat de leerkracht een goed voorbeeld geeft en een ‘leessfeer’ neer te zetten door terwijl de kinderen lezen, zelf ook (mee) te lezen. Dus niet zelf met bijvoorbeeld een laptop of smartphone bezig is op dit moment. Daarmee zou de leerkracht namelijk (onbewust) aangeven dat dit mogelijk belangrijker is dan het lezen van een tekst of boek. 

Voor meer informatie over toneellezen neem gerust contact op via email.

Over de schrijver: Marten Knip vertelt...

  1. Het kind en de verhalen:

Als kind luisterde ik elke dag naar ‘Het klokje van zeven uur en dus..’ door Henk de Wolf. Hoofdpersonages waren Koning Kaskoeskielewan en zijn hofnar Krokeledokus.

Een andere favoriet was Jean Dulieu met zijn Paulus de Boskabouter. Daar waren ook boekjes van die ik vanaf mijn zesde las. Ik las trouwens veel. Er liep een uitgesleten pad van mijn huis naar de bibliotheek. Ik denk dat het vele luisteren naar verhalen en het lezen  mijn fantasie zo prikkelden dat deze nooit meer is verdwenen.

  1. De wetenschapscommunicator:

In de jaren zestig was het vak politicologie bij de Universiteit van Amsterdam zeer breed ingericht. Ik proefde van economie, filosofie, onderzoeksmethoden en ik studeerde af in sociologie, amerikanistiek en massapsychologie. Vanuit het laatste vak ben ik gaan werken in de wetenschapscommunicatie. Hoe leuk kan werk zijn! Belangrijke ontwikkelingen in de wetenschap, van natuurkunde tot dialectologie, aan een breed publiek duidelijk maken.

Ik reisde zelfs een aantal jaren met een Wetenschapscircus door het land in een echte circustent.

  1. De wetenschapseducator:

In 2005 vroeg een rector van een VO-school mij mee te denken over invulling van de W van VWO. Zoals op de meeste andere scholen was er van voorbereiding op wetenschappelijk onderwijs op zijn school nauwelijks sprake. We maakten een programma waarin leerlingen van brugklas tot eindexamen onderzoeksmethoden leerden kennen en veel onderzoek deden. Al doende leerden de leerlingen kritisch denken en de betrouwbaarheid van informatiebronnen beoordelen. Al snel namen andere scholen dit over en in twee jaar werkte ik fulltime voor 50 VO-scholen. 

  1. De verhalenverteller:

Ondertussen was ik getrouwd en kreeg ik twee dochters. Dé kans om de verhalenwereld uit mijn jeugd (zie 1) als vader in praktijk te brengen. Wat ik in mijn werk beleefde, met de enthousiaste en vaak kleurrijke wetenschappers met wie ik te maken had, verrijkte de verhalen die ik hun jarenlang vertelde.

Het is dus niet verrassend dat ik na mijn loopbaan (zie 2 en 3) besloot om me geheel te wijden aan het schrijven en illustreren van verhalen.

Heel onverwacht kreeg de wetenschapseducator nog een kans: mijn oudste dochter besloot tot een carrièreswitch.

Toen zij in haar verkorte PABO-opleiding (ze is psycholoog van achtergrond) met middenbouwleerlingen werkte aan taal- en leeslessen, zag ze grote verschillen in leesvaardigheid bij de leerlingen. Ook zag ze dat de beschikbare teksten niet erg uitdagend en aansprekend waren. De leerlingen lazen ze plichtmatig en er was niets om over na te praten. Wat leerden ze hier nu eigenlijk van en hoe kon ervoor worden gezorgd dat de kinderen er wél plezier in zouden krijgen? Ze vroeg mij om mee te denken over direct beschikbaar en aansprekend verhaalmateriaal van goede kwaliteit. We waren er snel uit: Toneellezen zou het worden! 

De toneelleesverhalen

Met plezier schrijf ik nu Toneelleesverhalen met verschillende onderwerpen en personages, Opgebouwd uit dialogen met vier tot vijf rollen. Het verhaal is fictie, maar er zitten veel informatieve wetenswaardigheden in en een zeer divers woordgebruik, wat bijdraagt aan een uitgebreide woordenschat van de lezertjes. Bij ieder verhaal maak ik een aantal  illustraties. Leerlingen lezen de verhalen met plezier en zijn enthousiast, ook de leerkrachten trouwens. Zij merken dat de leerlingen er veel van opsteken en leren maar bovenal (weer) plezier krijgen in het lezen.